De eerste keer dat ik op een podium stond, lag mijn maag strak in de knoop. Ik was vijf jaar en herder tijdens het Kerstspel op kleuterschool het Kwetternest in Delft. Mijn hart bonsde in mijn keel en het zweet gutste aan de binnenkant van mijn herderstuniek langs mijn rug naar beneden.
Een jaar eerder had ik het Kerstspel nog aan mij voorblij laten gaan. “Wie wil er herder zijn,” had juffrouw Fons gevraagd. We waren net klaar met zingen en zouden gaan tekenen en daarna buiten spelen. Maar eerst bracht de juf het Kerstspel ter sprake. Mijn klasgenootjes Dikkie en Tonnie staken hun vinger op. “Nico misschien”, vroeg de juf vriendelijk. Ik schudde het hoofd, verlegen als ik vaak was. Ik had er eigenlijk meteen spijt van. Maar ik had nu al ‘nee‘ gezegd. En dan kon je er niet meer op terugkomen, vond ik.
Het kerstspel was een groot succes en de drie herders, want er had zich nog een jongen opgegeven, waren de sterren van de show. Stralend stond het drietal op het podium te zingen.
Een jaar later stak ik als eerste mijn vinger op, toen Juf Fons weer om herders voor het Kerstspel vroeg. Vol goede moed keek ik om me heen, om te zien of Dikkie en Tonnie weer mee zouden doen. Ze hielden hun hand stijf omlaag. Ook toen ik ze aankeek en ‘Doe mee,’ fluisterde. Maar nee, ze hadden er geen zin, het was ze kennelijk toch niet bevallen. De schrik sloeg me om het hart.
Juf Fons keek stralend in mijn richting.
“Nou Nico, je bent de enige herder!”
Ik kreeg het heel warm.
Op de uitvoering stond ik alleen op het wiebelige podium. De gordijnen waren dicht en de klas rook naar kaarsvet en dennetakken. Mijn buik deed raar. Ik had van tevoren erg weinig gegeten. Dat je van diep ademhalen vanuit de buik ontspannen wordt -iets wat ik tegenwoordig nadrukkelijk doe voordat ik op moet-, wist ik nog niet. Toen de klas inzette met ‘Zeg eens, herder. Waar kom jij vandaan?’, kwam mijn antwoord er in fluisterzang uit. Juf Fons kwam meteen naast me staan en zong mijn partij uit volle borst mee. Ik keek het hele lied door naar mijn juf, te zenuwachtig om de klas met ouders in te kijken.
Na afloop troostte de moeder van Tonnie me door te stellen dat ik het toch maar had aangedurfd om als enige jongen op het podium te staan. “Nou, voor een jóngen”, voegde ze er nog aan toe. Ik durfde niet meer naar Juf Fons te kijken, bang dat ze teleurgesteld zou zijn en dacht: volgend jaar maar geen kerstspel meer…